Achtergrond
In zijn arrest van 13 maart 2025 (zaak C-247/23) heeft het Hof van Justitie Europees Hof van Justitie heeft een belangrijk signaal afgegeven: Bij de registratie van vluchtelingen Geleefde genderidentiteit niet het geslacht dat bij de geboorte is toegewezen. A geslachtsveranderende chirurgie mag niet worden geëist worden. De uitspraak versterkt de bescherming van persoonsgegevens en de fundamentele rechten van transgenders binnen de EU.
De zaak
Een persoon die in Hongarije als vluchteling was erkend, was als vrouw geregistreerd, hoewel ze zich al jaren als man had geïdentificeerd en daar medisch bewijs voor had. Chirurgische geslachtsverandering had niet plaatsgevonden - ook omdat dit in het land van herkomst (Iran) juridisch of praktisch nauwelijks mogelijk was. Het verzoek om correctie van de geslachtsgegevens in overeenstemming met art. 16 GDPR werd door de Hongaarse autoriteiten afgewezen. De nationale rechtbank ging vervolgens in beroep bij het Hof van Justitie.
De beslissing
Het HvJ verduidelijkte dit:
🔹 De gegevens die worden opgenomen in het vluchtregister moeten overeenkomen met de geleefde genderidentiteit komen overeen.
De Persoonlijke gegevens moeten feitelijk juist en actueel zijn (Art. 5 lid 1 letter d GDPR).
Eén Geslachtsveranderende chirurgie als voorwaarde voor een correctie niet-ontvankelijk is - dit zou een schending van de grondrechten zijn (art. 8 EU-Handvest van de grondrechten, art. 7 EVRM).
Het Hof benadrukt dat het recht op rectificatie van onjuiste persoonsgegevens ook de erkenning van het recht op gegevensoverdraagbaarheid beschermt. werkelijk geleefde identiteitongeacht officiële registraties of medische ingrepen. De huidige Hongaarse praktijk is daarom in strijd met de Europese wetgeving.
Betekenis voor de praktijk
Dit besluit is een mijlpaal voor de rechten van transgenders in de Europese asiel- en gegevensbeschermingswetgeving. Het concretiseert de verplichting van de lidstaten, Gendergegevens in het vluchtelingenregister op basis van de werkelijkheid niet op basis van achterhaalde of medisch-biologische toeschrijvingen.
Tegelijkertijd versterkt het vonnis de Toepassingsgebied van de GDPR in verband met het recht op identiteit, dat ook een leidend beginsel is voor nationale autoriteiten bij de omgang met persoonsgegevens.
Ook met het oog op de Wet Zelfbeschikking (SBGG)die sinds november 2024 in Duitsland van kracht is, heeft de uitspraak van het EHJ een versterkend effect: de erkenning van genderidentiteit mag niet afhankelijk worden gemaakt van medische ingrepen.
Conclusie
De beslissing van het EHJ benadrukt dat het recht op identiteit niet botst met nationale grenzen. Autoriteiten moeten voldoen aan de Europese wettelijke normen bij het verzamelen van persoonlijke gegevens - vooral op het gevoelige gebied van genderidentiteit. Voor de betrokkenen betekent dit een belangrijke stap in de richting van meer zelfbeschikking, zichtbaarheid en respect.